Wil je ook meer genieten?
Heb jij ook één of meerdere plekken, waar je je echt goed voelt en waar je bewust tijd voor uittrekt? Of zijn er in jouw leven alleen maar ‘moetens’ en kan je dit moeilijk doorbreken?. In deze blog wil ik je meenemen naar een jeugdherinnering. Het zal je snel duidelijk worden waarom.
Een jeugdherinnering
Als kind was ik het liefste buiten. Het gaf me een enorm gevoel van vrijheid. De buurt als één grote speelplaats. De meeste regels die voor binnen golden, konden overboord. Mijn ouders hadden een slagerij in Haarlem Noord, wij woonden erboven. Een heerlijk groot hoekhuis. Er zat alleen geen tuin bij, wél een klein plaatsje. Ik ging liever de straat op, daar viel meer te beleven.
Mijn ouders vonden het prima
We woonden in een hele kinderrijke buurt. Gezinnen van zes, zeven kinderen of meer waren geen uitzondering. Wij woonden met zijn negenen. Twee broers en drie zussen boven mij en nog een broertje die vijf jaar na mij kwam. Op straat waren er genoeg kids waarmee ik kon knikkeren, touwtje springen, in bomen klimmen of hutten kon maken. Mijn hartsvriendinnetjes woonden in een aangrenzende buurt, daar was het wat rustiger. Ons huis stond op de hoek van een redelijk drukke verkeersweg, op het snijpunt van een vrij chique buurt en een volkswijk. Mijn ouders hadden het erg druk met hun werk, maar toch was het altijd goed als ik kinderen mee naar huis nam. Ze vonden het ook prima als er geregeld eentje bleef eten. Wat maakte het ook uit, zeiden ze, of je met z’n negenen of met z’n tienen aan tafel zat?
Bloemendaal aan zee
Ik was extra blij als we een gezinsuitje hadden en naar het strand gingen. Dat was wel even een organisatie. Mijn vader bracht mijn moeder, die geen rijbewijs had, en een deel van zijn kroost naar het strand van IJmuiden of Bloemendaal. Ik verkondigde altijd dat ik het liefst naar Bloemendaal aan zee wilde. IJmuiden stonk nogal naar dode vissen. De visafslag zat er vlakbij. Al naar gelang de tijd die mijn vader had, werd de keuze bepaald. Met hoge snelheid stevenden we af op het einddoel. Flitspalen bestonden nog niet, anders had het aardig in de papieren gelopen.
“Mam, kan het niet wat zachter?”
Op het strand aangekomen werd ik met harde hand ingesmeerd door mijn moeder. In het bezit van blond haar, sproeten en een gevoelige blanke huid schreeuwde mijn huid om een smeerseltje. De hand van mijn moeder liet afdrukken na. Op mijn verontwaardigde reactie “Mam, kan het niet wat zachter?” kreeg ik als antwoord: ‘’Even flink zijn hoor, ik moet er nog meer insmeren.” Ik kon haar nog net horen, want ik liep al richting zee. Heerlijk door het warme water van het pierenbad. Ik wist wat daar gebeurde, ik deed het zelf ook. Anders moest ik steeds naar het toilet van de dichtstbijzijnde strandtent lopen. Ik moest nogal vaak en dat vond mijn moeder net iets te veel. Na de eerste schaamte werd het al vrij snel gewoon.
Zeewater in mijn mond
De zon deed, zoals bijna altijd als we aan zee waren, zijn stralende werk. Ik voelde haar op mijn huid branden. Het vertrouwde geluid van de golven cirkelde rond in mijn oren. Na een lichte aarzeling dook ik het water in om daarna steeds huizenhoog te springen, zodat ik alleen maar het water tegen mijn borst voelde kletteren. Af en toe werd ik helemaal overspoeld omdat ik te laat sprong. Doordat ik mijn mond steeds opendeed om te laten horen hoe fantastisch ik dit spelletje vond, kreeg ik bij herhaling een flinke sloot zeewater in mijn mond. Proestend stond ik dan even later bij mijn moeder om wat drinken te halen. Snel vertrok ik dan wederom richting zee, een aantal kwallen ontwijkend; het was weer eens oostenwind. Soms zag ik niet meer waar ons plekje was. Het kon aardig druk zijn op het strand. Gelukkig had mijn moeder ook dit keer een zeer fleurige zomerjurk aan en was er altijd in de buurt een vlag te bekennen. Ze was nogal praktisch ingesteld, had natuurlijk geen zin om steeds op zoek te gaan naar haar bloedjes die eventueel konden verdwalen in de mensenmassa. Zelf ging ze nooit zwemmen. Ze had het nooit geleerd. Ze vond het wel mooi rustig zo. Pontificaal zittend op een meegebrachte stoel, haar voeten stevig in het zand.
Knalrode huid
Het werd steeds duidelijker dat het eenmalige insmeren zijn sporen bij mij had achtergelaten. Steeds in de zee, een waas van zout over mijn huid. De kleur rood schemerde er doorheen. Eenmaal weer thuis telde ik tevreden mijn schelpen en legde mijn moeder voor het slapengaan komkommerschijfjes over mijn strakgetrokken en inmiddels knalrode huid. Ondanks dat vroeg ik met een glimlach: “Wanneer gaan we weer?”
Van vroeger naar nu
Het strand trekt me nog steeds. In alle jaargetijden en voor alle stemmingen is de plek voor mij uitmuntend geschikt om nieuwe energie op te doen, mijn rust te vinden of om dingen op een rijtje te zetten.